Mandement van 1954
Op 30 mei 1954 brachten de Nederlandse bisschoppen, met aan het hoofd Johannes kardinaal de Jong een herderlijk schrijven (Mandement) uit over de katholiek in het openbare leven. Kernpunten van het Mandement waren een verbod voor katholieken om lid te zijn van de socialistische vakbeweging NVV en om regelmatig socialistische vergaderingen bij te wonen, socialistische pers te lezen of naar de VARA te luisteren.
Als sanctie werd genoemd het onthouden van sacramenten. Met het Mandement hoopten de bisschoppen de doorbraakgedachte een halt toe te roepen. Zij noemden socialisme, onkerkelijkheid, humanisme en materialisme bedreigingen.
Het lidmaatschap van de PvdA werd ontraden, maar de uiteindelijke beslissing daarover was een zaak van het eigen geweten. Wel stelden de bisschoppen dat een doorbraak van katholieken naar de PvdA afbraak van de eigen katholieke partij (KVP) betekende.
Formeel zou het Mandement pas in 1965 worden ingetrokken.
Inhoudsopgave van deze pagina:
Het verschijnen van het Mandement paste in een beeld van toenemende spanningen tussen de twee grootste regeringspartijen KVP en PvdA. Die samenwerking was in 1946 gestart en leverde op zich veel goeds op. De PvdA vormde met premier Drees wel steeds meer een 'bedreiging' voor de KVP. In 1952 was de PvdA qua stemmental groter dan de KVP. Ook onder de katholieken waren er die zich voelden aangetrokken tot de PvdA.
Hoewel de KVP en partijleider Romme er geen formele verantwoordelijkheid voor hadden, paste het Mandement in het streven om de machtspositie van de KVP te behouden. Romme nam wel enige afstand van het Mandement, maar wees erop dat het gezag van de bisschoppen voor alle katholieken gold. Bij de totstandkoming van het Mandement speelde vicefractievoorzitter Pater Stokman een belangrijke rol. Niet alle katholieke politici waren overigens gelukkig met het herderlijk schrijven.
Op 3 juli 1954 organiseerde de PvdA een kadervergadering in Utrecht, waarin het Mandement werd afgewezen. Eén van de sprekers was het Tweede Kamerlid Joan Willems, die tevens voorzitter van de katholieke werkgemeenschap in de PvdA was. Hij stelde dat partijvorming diende te geschieden op basis van maatschappelijke opvattingen en niet op grond van geloof.
De katholieken in de PvdA, zoals Willems, Ruygers, Van Lier en Tans, verlieten de partij niet. Het Mandement zorgde wel mede voor de terugkeer van de KNP onder leiding van oud-minister Welter in de KVP. De KNP werd opgeheven en onder meer Welter kreeg een plaats op de KVP-kandidatenlijst.
Het NVV zegde de samenwerking met haar zusterorganisaties, de KAB (Katholieke Arbeidersbeweging) en het CNV in de Raad van Vakcentralen op. Beide organisaties hadden instemmend gereageerd op het Mandement. Pas in januari 1958 zou die samenwerking hersteld worden.
De verhoudingen tussen PvdA en KVP verslechterden wel, maar tot een breuk tussen beide regeringspartijen kwam het niet. De verkiezingen van 1956 zouden echter ongekend fel zijn, waarbij van beide kanten met 'modder' werd gegooid. In 1955 ontstond een korte crisis en in 1956 was de formatie - nadat de PvdA de grootste partij was geworden - uiterst moeizaam.
Meer over