Motie van afkeuring of wantrouwen
Er zijn twee soorten moties waarmee de Tweede Kamer ernstige kritiek op een bewindspersoon kan verwoorden: de motie van afkeuring en de motie van wantrouwen. Het onderscheid tussen beide soorten is in de praktijk overigens niet altijd even duidelijk. Moties van afkeuring of wantrouwen worden geregeld ingediend, maar zelden aangenomen. De Eerste Kamer kende (nauwelijks) moties van afkeuring/wantrouwen, omdat de vertrouwenskwestie feitelijk niet speelt bij de Eerste Kamer.
Inhoudsopgave van deze pagina:
Met een motie van wantrouwen spreekt de Kamer uit geen of niet langer vertrouwen te hebben in een bewindspersoon of in het kabinet. Zij kunnen niet anders doen dan daaraan consequenties te verbinden en opstappen. Hierbij geldt de regel dat een bewindspersoon of kabinet het vertrouwen heeft tot het tegendeel is gebleken. Een motie van vertrouwen kennen we in het Nederlandse staatsbestel niet.
Een motie van afkeuring veroordeelt beleid van een bewindspersoon (of van het kabinet). De ernst van de verwoorde kritiek kan reden zijn voor ontslagaanvraag. Een motie van afkeuring wordt in die zin soms opgevat als een motie van wantrouwen. Dat is afhankelijk van de lading die een bewindspersoon, het kabinet of de Kamer er zelf aan geven. Een bewindspersoon of kabinet kan de vertrouwenskwestie verbinden aan een motie, ook al wordt in die motie niet expliciet de term 'afkeuring' gebruikt.
Soms neemt de Kamer een 'motie van treurnis' aan. Dat is een mildere vorm van afkeuring en hoeft bij aanneming dan ook geen consequenties te hebben. Ook bij dergelijke moties geldt dat een bewindspersoon er wel degelijk gebrek aan vertrouwen kan zien.
Belangrijker dan aanneming van een motie van afkeuring of treurnis is dan ook de vraag of een bewindspersoon zelf nog het gevoel heeft over voldoende steun in de Kamer te beschikken. Een bewindspersoon (of kabinet) kan ook zelf de vertrouwenskwestie stellen en bijvoorbeeld een motie van wantrouwen of afkeuring proberen uit te lokken. Verwerping daarvan betekent dan dat het vertrouwen van de Kamer er nog is. Overigens kan het, als zo'n motie met geringe meerderheid wordt verworpen, toch aanleiding zijn voor de betreffende bewindspersoon om zich over zijn/haar positie te beraden.
De enige aangenomen motie van wantrouwen is de motie-Deckers uit 1939 waarin het optreden van het kabinet-Colijn V werd afgekeurd. Het kabinet werd daardoor al na vier dagen demissionair. De enige keer dat nadien een motie tegen het optreden van het kabinet werd ingediend, was in 1982 bij de regeringsverklaring van het kabinet-Van Agt III. Deze motie-Bakker (CPN) kreeg echter alleen steun van PvdA, PPR, CPN en PSP.
In 1966 diende Schmelzer, de fractievoorzitter van de KVP, de grootste regeringspartij, een motie in waarin om betere dekking van de uitgaven werd gevraagd. Hij verklaarde dat zijn motie niet als motie van wantrouwen moest worden uitgelegd. Het kabinet dacht daar echter anders over en diende, na aanneming van de motie, zijn ontslag in.
In 1980 nam de Tweede Kamer een motie aan waarin het kabinet werd opgeroepen een olieboycot tegen het Zuid-Afrikaanse apartheidsregime in te stellen. Toen minister-president Van Agt later diezelfde vergadering meedeelde dat het kabinet de motie niet zou uitvoeren, diende oppositieleider Den Uyl hierover een motie van afkeuring in. Deze werd verworpen. Of de motie van afkeuring zonder gevolgen had kunnen blijven, is twijfelachtig. Dat afkeuring van beleid tot aftreden moet leiden, is op grond van voorbeelden uit de parlementaire geschiedenis echter onjuist.
In 1981 kwam de PvdA met een motie waarin het huurbeleid van staatssecretaris Brokx in stadsvernieuwingsgebieden werd afgewezen. Na aanneming verklaarde zowel de staatssecretaris als de Kamermeerderheid vervolgens dat de motie niet als motie van wantrouwen mocht worden uitgelegd. Een meerderheid deelde die opvatting. De staatssecretaris bleef zitten.
In februari 1985 nam de Tweede Kamer een motie-Meijer aan waarin de conclusies van de enquêtecommissie werden onderschreven. Daarin stond een afkeurend oordeel over minister Van Aardenne. De motie werd aangenomen, nadat de indiener had aangegeven dat de motie niet ging over het vertrouwen in de minister. In december 1984 was een gelijkaardige motie-Den Uyl juist verworpen, omdat de indiener vond dat de minister na aanneming diende op te stappen.
In 1988 gaf premier Lubbers aan een tegen minister Van den Broek gerichte motie-Meijer/Nuis de lading 'motie van wantrouwen'. In de motie werd de minister gevraagd de kritische bevindingen van de parlementaire enquêtecommissie paspoortaffaire te onderschrijven en daarnaar te handelen. Van den Broek vond dat onaanvaardbaar en Lubbers verbond aan aanneming van de motie het lot van het kabinet.
Overigens kan alleen al het feit dat een regeringsfractie met een motie van afkeuring of wantrouwen komt voor het kabinet reden zijn om op te stappen. In 1989 diende Voorhoeve (voorzitter van regeringsfractie VVD) een motie in tegen de afschaffing van het reiskostenforfait. Deze motie kwam zelfs niet in stemming, maar het kabinet zag er toch reden in om zijn ontslag in te dienen.
In 1990 trad minister Braks af vanwege een aangekondigde motie van afkeuring van zijn visfraudebeleid. Alleen het feit dat de coalitiegenoot PvdA zo'n motie zou steunen, was voor hem reden om op te stappen. In 1996 trad staatssecretaris Linschoten af, omdat hij voorzag dat er een motie van afkeuring tegen zijn beleid inzake het Ctsv zou worden ingediend.
In september 2021 stapte demissionair minister van Buitenlandse Zaken Sigrid Kaag op, nadat de Tweede Kamer een motie van afkeuring had aangenomen. Daarin werd het kabinetsbeleid ten aanzien van de evacuaties uit Afghanistan afgekeurd. Na deze stap besloot ook minister van Defensie Ank Bijleveld te vertrekken als minister. Ook tegen haar beleid was een motie van afkeuring aangenomen.
Tegen het gehele kabinet gerichte moties van afkeuring en wantrouwen vanaf 10 januari 2022
jaar |
wie |
onderwerp |
voorstemmers |
---|---|---|---|
kabinet-Schoof |
|||
2024 |
Stephan van Baarle (DENK) |
miskennen gelijkheidsbeginsel |
PvdD, DENK |
2024 |
Stephan van Baarle (DENK)/Esther Ouwehand (PvdD) |
opzeggen vertrouwen |
PvdD, DENK |
kabinet-Rutte IV |
|||
2024 |
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
niet informeren Kamer over militaire betrokkenheid bij aanvallen op Houthi's |
FVD, DENK |
2023 |
Pieter Omtzigt en Sandra Beckerman (SP) |
afkeuren beleid na aardbeving in Huizinge in 2012 |
PVV, PvdA, GL, SP, PvdD, JA21, Groep-Van Haga, DENK, Volt, den Haan, Omtzigt, Gündogan |
2023 |
Wybren van Haga (Groep-Van Haga) |
debat over de parlementaire enquête aardgaswinning Groningen |
Groep-Van Haga, JA21, FVD |
2023 |
Renske Leijten en Lilian Marijnissen (SP) |
niet juist informeren Kamer bij opvolging kindertoeslagen-affaire |
SP, BBB, BIJ1, DENK, FVD, Groep Van Haga, JA21, PvdD, PVV |
2023 |
Jesse Klaver (GroenLinks), Geert Wilders (PVV), Farid Azarkan (DENK), Attje Kuiken (PvdA), Lilian Marijnissen (SP), Esther Ouwehand (PvdD), Laurens Dassen (Volt), Pieter Omtzigt (Lid-Omtzigt), Joost Eerdmans (JA21), Caroline van der Plas (BBB), Wybren van Haga (Groep Van Haga) |
GroenLinks, PvdA, BBB, PVV, PvdD, DENK, Lid-Omtzigt, Groep Van Haga, SP, Volt, JA21 |
|
2022 |
Marjolein Faber-Van de Klashorst (PVV) (Eerste Kamer) |
PVV, Fractie-Otten |
|
2022 |
Geert Wilders (PVV) |
PVV, SP, BBB, JA21, FVD, Groep-van Haga |
|
2022 |
Geert Wilders (PVV) en Lilian Marijnissen (SP) |
PVV, SP, JA21, DENK, FVD, Groep-van Haga, BBB |
|
2022 |
Geert Wilders (PVV) en Lilian Marijnissen (SP) |
SP, BIJ1, Lid-Omtzigt, BBB, JA21, PVV, FVD en Groep-Van Haga |
|
2022 |
Freek Jansen (FVD) |
PVV, FVD, Groep-Van Haga, BBB |
|
2022 |
Edgar Mulder en Geert Wilders (PVV) |
PVV, JA21, FVD, Groep-Van Haga, BBB |
|
2022 |
Marjolein Faber-Van de Klashorst (PVV) (Eerste Kamer) |
niet uitvoeren motie over koppeling AOW-uitkering en minimumloon |
PVV, Fractie-Otten |
2022 |
Sylvana Simons (BIJ1) |
BIJ1, Groep-Van Haga, PVV |
|
2022 |
Wybren van Haga + Hans Smolders (Groep-Van Haga) |
Groep-Van Haga, FVD, PVV |
|
2022 |
Geert Wilders (PVV) |
PVV, FVD |
Neem contact op met de redactie van PDC voor een overzicht sinds 1971.
Uniek
Op 13 december 2006 nam de Tweede Kamer een motie van afkeuring aan tegen minister Rita Verdonk, die door PvdA-Kamerlid Jeroen Dijsselbloem was ingediend. De situatie was uniek: nog niet eerder richtte een motie van afkeuring zich tegen een bewindspersoon in een demissionair kabinet. Het vervolg was ook uniek: nog niet eerder bleef een bewindspersoon zitten na een aangenomen motie van afkeuring.
ministers die aftraden vanwege een motie
naam |
jaar |
reden |
---|---|---|
Bijleveld (Defensie) |
2021 |
Beleid evacuaties Afghanistan |
Kaag (Buitenlandse Zaken) |
2021 |
Beleid evacuaties Afghanistan |
Hirsch Ballin (Justitie) |
1994 |
ontnemen bevoegdheid IRT-beleid |
Stikker (Buitenlandse Zaken) |
1951 |
Nieuw-Guineabeleid (treurnis) |
Bosboom (Oorlog) |
1917 |
oproeping landstormjaarklasse 1908 (treurnis) |
Treub (Financiën) |
1916 |
gelegde verband tussen ouderdomsrente en pensioenbelasting |
Cool (Oorlog) |
1910 |
verbetering van de pensioenen van officieren |
Dyserinck (Marine) |
1891 |
passeren Kamerlid Land bij bevordering (treurnis) |
Meer over
Columns
"Een slag in de lucht" (column Bert van den Braak, 29 december 2006)
"Onkunde of onwil?" (column J.Th.J. van den Berg, 22 december 2006)
Bent u als journalist of wetenschapper op zoek naar statistische gegevens over moties, stemgedrag, Kamervragen of andere parlementaire activiteiten? PDC, partner van het Montesquieu Instituut, kan deze gegevens onder voorwaarden beschikbaar stellen voor wetenschappelijk onderzoek en journalistieke publicaties. Neem voor meer informatie contact op.
Op bovenstaande tekst en gegevens zijn auteursrechten van PDC van toepassing; overname, in welke vorm dan ook, is zonder expliciete goedkeuring niet toegestaan. Ook de afbeeldingen zijn niet rechtenvrij.