Kabinetscrises
Een kabinet kan vanwege een intern conflict of door een conflict met Tweede Kamer of Eerste Kamer ten val komen. Bij interne conflicten kan worden gedacht aan een meningsverschil tussen ministers over een te nemen maatregel of over een wetsvoorstel dat in behandeling is.
Conflicten kunnen ontstaan door de verwerping van een belangrijk wetsvoorstel, door de aanneming van een door het kabinet afgewezen amendement of (dreigende) aanneming van een motie van afkeuring of van wantrouwen.
Het is in de parlementaire geschiedenis slechts drie keer voorgekomen dat er een kabinetscrisis ontstond door het stemgedrag van de Eerste Kamer. De Eerste Kamer stelt zich over het algemeen terughoudend op als het om politiekgevoelige kwesties gaat. Een crisis kan alleen ontstaan als de Eerste Kamer tegen een belangrijk wetsvoorstel stemt. In 1999 was dat het geval tijdens de 'Nacht van Wiegel'; er was toen geen conflict met de Tweede Kamermeerderheid.
Inhoudsopgave van deze pagina:
Het uitbreken van een kabinetscrisis kan, afhankelijk van de oorzaak, verschillende gevolgen hebben. Enkele ministers (meestal van één partij) kunnen bijvoorbeeld ontslag nemen, ministers kunnen hun portefeuilles ter beschikking stellen, er kan een interim-kabinet komen of het zittende kabinet kan demissionair worden.
Soms besluit een kabinet zelf om op te stappen. Dat was in 2002 en 2021 het geval. Toen was er noch een conflict met de Kamer, noch een intern conflict, maar was een (extern) rapport reden voor aftreden. Bij het eerste kabinet-Balkenende besloten twee ministers zelf op te stappen, maar daarmee konden zij niet de val van het kabinet voorkomen. Er was strikt genomen geen conflict met de Kamer.
Titel conflict |
Aanleiding conflict |
---|---|
15 januari 2021 |
Het kabinet aanvaardde de politieke verantwoordelijkheid voor het falend overheidsbeleid bij de wijze waarop vermeende fraude met kinderopvangtoeslag was aangepakt, wat tot tot duizenden gedupeerde ouders had geleid. |
16 okt 2002 |
Nadat er wekenlang was geruzied door LPF-ministers Bomhoff en Heinsbroek, drongen de overige ministers aan op hun vertrek. Na hun ontslag zegden fractievoorzitters van VVD en CDA, Zalm en Verhagen alsnog het vertrouwen in het kabinet op. |
16 apr 2002 |
De ministers en staatssecretarissen boden hun ontslag aan naar aanleiding van het rapport van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie over het bloedbad in Srebrenica. In het rapport werd vooral aandacht geschonken aan de rol van het Nederlandse VN-bataljon (Dutchbat), dat gefaald had de bevolking te beschermen. |
Als in een kabinet geen overeenstemming kan worden bereikt over het aanpakken van een bepaald probleem, leidt dat tot de val van het kabinet. Dat was bijvoorbeeld zo in 1965 over de omroepkwestie, in 1977 over de grondpolitiek en in 2012 over het bezuinigingsbeleid. Uiteraard speelt op de achtergrond dan mee, dat fracties in de Tweede Kamer het niet eens zijn.
Titel conflict |
Aanleiding conflict |
---|---|
5-7 juli 2023 |
Er bestond onenigheid over maatregelen om de asielinstroom te beperken. Na lange onderhandelingen voerde de VVD de druk op door beperkingen voor gezinshereniging op tafel te leggen. Voor D66 en de Christenunie was deze eis onaanvaardbaar. Op 7 juli 2023 bood het kabinet ontslag aan. |
21 apr 2012 |
De besprekingen in het Catshuis over verdere bezuinigingen waren mislukt. Over de inhoudelijke redenen was niks bekend, omdat de vergaderingen in beslotenheid plaatsvonden. |
20 feb 2010 |
Er bestond onenigheid over eventuele voortzetting van de Nederlandse militaire activiteiten in de Afghaanse provincie Uruzgan. De PvdA was tegen verdere activiteiten na 2010. Toen de meerderheid van het kabinet echter anders besloot, kondigden de PvdA-ministers aan ontslag te nemen. |
22 mrt 2005 |
Minister Thom de Graaf van Bestuurlijke Vernieuwing trad af, toen het voorstel in tweede lezing tot het uit de Grondwet halen van de burgemeestersbenoeming geen twee derde meerheid kreeg in de Eerste Kamer. Nadat het regeerakkoord werd opengebroken, bereikten de regeringspartijen in overleg een 'Paasakkoord.' De Graaf werd opgevolgd door Alexander Pechtold. Hoewel het kabinet dus niet zijn ontslag aanbod, was er wel degelijk sprake van een crisis. |
12 mei 1982kabinet-Van Agt II |
De PvdA-ministers konden zich niet vinden in het financieel-economisch beleid, met name op het punt van de financiering van het werkgelegenheidsbeleid. |
22 mrt 1977 |
CDA-minister van Justitie en lijsttrekker Van Agt wilde tegemoetkomen aan de amendementen die door de fracties van KVP en ARP waren ingediend op wetsvoorstellen inzake de grondpolitiek. Het kabinet kon het in diverse vergaderingen echter niet eens worden over die wijzigingen. |
20 jul 1972 |
De ministers van DS'70, Drees Jr. en De Brauw, traden af omdat ze het niet eens warden met het voorgestelde financieel-economische beleid. |
27 feb 1965 |
De exacte redenen voor de val bleven uit, maar duidelijk was wel dat de ministers het niet eens konden worden over het omroepbeleid. |
Diverse keren was een botsing met een Kamermeerderheid reden voor een crisis. Het bekendste voorbeeld is het kabinet-Cals, dat aftrad nadat een motie van regeringspartij KVP was aangenomen waarin om een andere financieel-economisch beleid werd gevraagd. De verwerping van een wetsvoorstel leidde in 1955 tot een kabinetscrisis. In 1958 was aanneming van een amendement oorzaak van de val van het kabinet-Drees IV. In 1960, 1966 en 1989 lagen moties ten grondslag aan een conflict.
Overzicht
In onderstaand overzicht worden crises vermeld die zijn veroorzaakt door een conflict met de Tweede Kamer.
Titel conflict |
Aanleiding conflict |
---|---|
30 jun 2006 |
D66-ministers stapten op naar aanleiding van een affaire over het Nederlanderschap van VVD-Tweede Kamerlid Ayaan Hirsi Ali en de rol van minister Rita Verdonk daarbij. |
3 mei 1989 |
De VVD-fractie was het niet eens met het door het kabinet genomen besluit over afschaffing van het reiskostenforfait. |
13-14 okt |
Een debat over de begroting voor 1967 eindigde met de aanneming van een door KVP-fractievoorzitter Schmelzer ingediende motie. Deze werd door het kabinet als motie van wantrouwen gezien en leidde tot zijn val. |
23 dec 1960 |
De Tweede Kamer had een motie-Van Eibergen aangenomen, waarin om de bouw van 5000 extra woningwetwoningen werd gevraagd. Minister Van Aartsen had aanneming van deze, door zijn partijgenoot ingediende motie ontraden. Hij verbond daar zijn politieke lot en daarmee het lot van het gehele kabinet aan. |
11 dec 1958 |
De Tweede Kamer nam een door de KVP'er Lucas ingediend amendement aan, waardoor enkele tijdelijke belastingverhogingen niet met twee, maar met slechts één jaar werden verlengd. Minister Hofstra van Financiën (PvdA) had het aannemen daarvan onaanvaardbaar verklaard. |
17 mei 1955 |
Het kabinet had de huurverhoging en belastingverlaging aan elkaar gekoppeld, waardoor de Kamer beide zaken moest accepteren of verwerpen. Uiteindelijk werd de ontwerp-Huurwet door de Tweede Kamer verworpen, maar veel Kamerleden voelden zich voor het blok gezet. |
23 jan 1951 |
De VVD-fractie had een motie van wantrouwen ingediend, die was gericht tegen het regeringsbeleid inzake Nieuw-Guinea. VVD-minister Stikker had bezwaar tegen de motie en diende zijn ontslag in. |
Er zijn slechts drie kabinetscrises ontstaan naar aanleiding van het stemgedrag van de Eerste Kamer; vaak stemt de Eerste Kamer toch maar vóór een omstreden wetsvoorstel als het kabinet met aftreden dreigt.
De laatste keer dat een crisis ontstond nadat de Eerste Kamer een wetsvoorstel verwierp, was in 1999 na de 'Nacht van Wiegel'. Het betrof hier een bijzondere situatie, omdat het om de tweede lezing van een voorstel tot grondwetsherziening ging. Daarbij is de tegenstem van 26 van 75 Eerste Kamerleden voldoende om het voorstel te verwerpen. De crisis werd na enkele weken opgelost door een geslaagde lijmpoging.
In 1904 werd een crisis voorkomen, doordat het kabinet de Eerste Kamer ontbond en er na verkiezingen alsnog een meerderheid kwam voor het wetsvoorstel dat eerder verworpen was. Alleen in 1860 kwam er na de crisis een ander kabinet.
Overzicht
In onderstaand overzicht worden crises vermeld die zijn veroorzaakt door een conflict met de Eerste Kamer.
Titel conflict |
Datum conflict |
Betreffende kabinet |
Aanleiding crisis |
---|---|---|---|
18 mei 1999 |
Een wetsvoorstel tot invoering van de mogelijkheid voor een correctief referendum in de Eerste Kamer kreeg op één stem na, niet de vereiste tweederde meerderheid. De enige VVD-tegenstemmer die tegen stemde was Hans Wiegel. Daarop bood het kabinet zijn ontslag aan. |
||
9 februari 1907 |
De Eerste Kamer heeft de begroting van oorlog voor 1907 verworpen. Met een nederlaag van 27 tegen 17 stemmen, diende het kabinet zijn ontslag in. Op 7 april 1907 kwam het kabinet terug op die ontslagaanvragen, na mislukte pogingen om een nieuw kabinet te vormen. |
||
8 februari 1860 |
De Eerste Kamer verwierp met 20 tegen 17 stemmen een wetsvoorstel inzake de aanleg en exploitatie van de Noorder- en Zuiderspoorweg na een debat van vier dagen. |
In het verleden zijn, (mede) als gevolg van de nasleep van Provinciale Statenverkiezingen, diverse kabinetten gevallen. Vooral sterk verlies van één of meer regeringspartijen deed de onrust soms toenemen. Verliezende partijen kregen dan vaak de behoefte om zich meer te profileren en dat leidde enkele keren tot spanningen.
Overzicht
In onderstaand overzicht worden crises vermeld die zijn veroorzaakt door de nasleep van de Provinciale Statenverkiezingen.
Datum verkiezingen |
Betreffende kabinet |
Aanleiding crises |
---|---|---|
24 maart 1982 |
Het kabinet viel nadat PvdA flink had verloren bij de Statenverkiezingen van 1982. Het verliest verslechterde de verhouding tussen PvdA en CDA. Onenigheid over het financieel-economisch beleid leidde uiteindelijk tot een breuk. |
|
23 maart 1966 |
In 1966 hadden PvdA en KVP verloren bij de Statenverkiezingen. Binnen de PvdA ontstond daardoor een sterke opkomst van Nieuw Links die om een linksere koers vroeg. In de KVP ontstond daardoor bij een groot deel van de achterban onvrede over de samenwerking met de PvdA. |
|
16 maart 1958 |
De PvdA had een grote nederlaag geleden bij de Statenverkiezingen van 16 maart en de gemeenteraadsverkiezingen van juni 1958. De PvdA was zich na de nederlaag kritischer op gaan stellen tegenover de regeringspartners en wilde meer resultaten zien van de regeringsdeelname. Uiteindelijk leidde een klein geschil over een belastingverhoging in 1958 tot een breuk. |
Sinds 1972 is het gebruikelijk dat na een kabinetscrisis Tweede Kamerverkiezingen plaatsvinden. Die 'conventie' was een reactie op de tussentijdse kabinetswisseling in 1965 toen, zonder dat de kiezers zich hadden kunnen uitspreken, een centrumrechts kabinet werd opgevolgd door een centrumlinks kabinet. Vanwege de nadien ontstane 'conventie' dat kiezers eerst moesten oordelen, werden er na alle volgende crises (1977, 1982, 1989, 2003, 2006, 2010, 2012 en 2021) verkiezingen gehouden.
Meer over