Voorkeurstemmen
Voorkeurstemmen zijn stemmen die niet op de nummer 1 van de kandidatenlijst (de lijsttrekker) worden uitgebracht, maar op een andere kandidaat van dezelfde lijst. Dit komt vaak voor. Zo zijn er bijvoorbeeld altijd veel kiezers die op de (hoogstgeplaatste) vrouwelijke kandidaat stemmen. Ook bekendheid van een kandidaat in een bepaalde regio speelt soms een rol.
Voorkeurstemmen worden echter pas interessant als een laag op de lijst geplaatste kandidaat genoeg (voorkeur)stemmen bemachtigt om alsnog gekozen te worden. Dit is het geval als een kandidaat via voorkeurstemmen 25% van de kiesdeler haalt. Bij de Eerste Kamer geldt 100%, voor het Europees Parlement 10%.
De verkiezing van deze kandidaat gaat dan ten koste van een hoger geplaatste kandidaat op dezelfde kandidatenlijst. De gewone lijstvolgorde wordt daarmee doorbroken.
Inhoudsopgave van deze pagina:
Het is in beide Kamers mogelijk om met voorkeurstemmen gekozen te worden. Lange tijd was er een hoge drempel, namelijk de helft van de kiesdeler (en dan ook nog uitgebracht op een gelijkluidende lijst). Na 1946 waren er lang slechts enkelen die met voorkeurstemmen tot Tweede Kamerlid werden gekozen. Sinds 1998 is het makkelijker geworden om met voorkeurstemmen tot Tweede Kamerlid te worden gekozen. In plaats van de 50%-norm kwam er een 25%-norm.
Bij de Eerste Kamer kwamen tot eind jaren zestig verkiezingen via voorkeurstemmen niet voor. Toen dat later wel gebeurde, besloten kandidaten die met voorkeurstemmen gekozen waren aanvankelijk vaak hun zetel niet in te nemen.
De drempel werd in 1998 lager, waardoor er soms juist relatief veel Eerste Kamerleden via voorkeurstemmen werden gekozen. Voor de verkiezingen van 2015 werd dat weer teruggedraaid. Sindsdien is bij de verkiezing van leden van de Eerste Kamer de volledige kiesdeler tevens de voorkeursdrempel.
Kandidaten die dankzij voorkeurstemmen alsnog in de Tweede Kamer werden gekozen, waren:
jaar |
foto |
wie |
partij |
aantal stemmen |
---|---|---|---|---|
2023 |
25.012 |
|||
2021 |
37.093 |
|||
2021 |
33.172 |
|||
2021 |
|
27.038 |
Neem contact op met de redactie van PDC voor een volledig overzicht.
Kandidaten die dankzij voorkeurstemmen alsnog in de Eerste Kamer werden gekozen, zijn:
jaar |
foto |
wie |
partij |
stemcijfer |
---|---|---|---|---|
2023 |
4.253 |
|||
2023 |
2.390 |
Neem contact op met de redactie van PDC voor een volledig overzicht.
Het is voorgekomen dat een partij een met voorkeurstemmen gekozen kandidaat met enige drang bewoog af te zien van zijn of haar zetel. In alle gevallen betrof het Eerste Kamerleden. In 1966 zag CHU'er J. Heij af van een zetel, omdat de fractie graag een landbouwspecialist, S.R. Knottnerus, in haar midden had.
In 1969 baarde de PSP opzien, doordat de Statenleden van die partij de voorkeur gaven aan D.A. Noordewier boven oud-politiek leider Henk Lankhorst. Onder druk van de partij zag Noordewier af van zijn zetel in de Senaat. Lankhorst, een zachtmoedige man, had bijna tien jaar de PSP geleid en verliet in 1969 om gezondheidsredenen de Tweede Kamer. De Statenleden gaven hun voorkeur aan de strijdvaardigere en rechtlijniger Noordewier (hij was afkomstig uit de Socialistische Unie, in de jaren vijftig een links-radicale partij). De ontstemming in de PSP over de houding van de Statenfractie in Noord-Holland was groot en uiteindelijk was Noordewier genoodzaakt af te zien van zijn zetel. Lankhorst werd alsnog Eerste Kamerlid.
Bij dezelfde verkiezingen van 1969 werd door de Staten van Noord-Brabant drs. A. van Stuijvenberg tot Eerste Kamerlid gekozen. Van Stuijvenberg behoorde tot de rechtervleugel van de PvdA (hij was in 1970 medeoprichter van DS'70). Ook Van Stuijvenberg zag af van zijn zetel, waardoor de hoger geplaatste G.J.P. Cammelbeeck alsnog zitting kon nemen.
In 1971 was er bij de Boerenpartij een probleem door voorkeurstemmen. Er was enige drang nodig om de met voorkeurstemmen gekozen B.M. Steur te doen afzien van zijn zetel. Partijsecretaris S. van Marion, een vertrouweling van Koekoek, kon hierdoor toch Eerste Kamerlid worden.
In 1977 kozen de VVD leden in de Staten van Gelderland hun medelid T.R.A. Veen tot senator. Hij verdrong daarmee landbouwdeskundige H.J. Louwes. Als compromis werd bedacht dat Veen pas na twee jaar zijn zetel in de Eerste Kamer zou innemen. Daardoor kon Louwes terugkeren in de Senaat, tot hij in 1979 lid van het gekozen Europees Parlement werd. Hetzelfde gold in 1986 voor de namens de PPR gekozen Jaap de Jong.
In 1983 zag de CDA'er J.G. Gooden af van zijn zetel, na met voorkeurstemmen te zijn gekozen. Gooden, van huis uit KVP'er, zou de uit de ARP afkomstige prof. A. Postma hebben verdrongen. Gezien de toen nog gevoelige 'bloedgroepen'-verhouding in het CDA leek het hem verstandiger de zetel niet te aanvaarden.
'Slachtoffers' van voorkeursacties waren onder anderen de VVD'er Feij (1987), de PvdA'ers Van den Berg (1991), Stoffelen (1995), Maas-de Brouwer en Linthorst (1999), en de VVD'er Van Eekelen in 2003. In 2007 miste oud-Commissaris van de Koning(in) Staal (D66) een verkiezing. Hans Klein Breteler (CDA), die in 2007 met voorkeurstemmen werd gekozen, maakte na twee jaar zijn zetel vrij voor Geart Benedictus.
Meer over